Let op! Er is nieuwe wetgeving in de maak die bedoeld is om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Op dit moment groeit het aantal ZZP’ers in Nederland in een rap tempo. In 2022 waren er ongeveer 1,2 miljoen mensen werkzaam als ZZP’er, dat is 12% van onze beroepsbevolking. Vaak wordt het zelfstandig ondernemerschap na een ontslag uit een vaste dienstbetrekking bittere noodzaak. Lijkt aanvankelijk het inkomen aantrekkelijk, al snel realiseert de ZZP’er zich dat het zelfstandig zijn vele ongemakken met zich meebrengt, zoals het onverzekerd zijn tegen arbeidsongeschiktheid omdat dergelijke verzekeringen (te) kostbaar zijn, het niet opbouwen van een pensioen en het voeren van een deugdelijke administratie. Daar komt nog bij dat een ZZP’er toch vaak onder het instructierecht van zijn opdrachtgever valt en ingebed is in de organisatie waar hij werkt. Dat lijkt dan sterk op werknemerschap maar zonder de bescherming die daarbij hoort. Daar weegt het uurloon van de ZZP’er, dat veelal ligt tussen EUR 30 en EUR 50, vaak niet tegenop.
Daar lijkt nu een einde aan te komen. Met het voorstel wordt het meest onderscheidende wettelijke vereiste van een arbeidsovereenkomst, te weten het gezag uit artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek, verduidelijkt. Op basis van de reeds bestaande jurisprudentie wordt in dit voorstel aan de hand van drie hoofdelementen (werkinhoudelijk ondergeschiktheid – dat wil zeggen gezag in de klassieke zin –, organisatorische inbedding en werken voor eigen rekening en risico) het gezagscriterium ingevuld. Dat alles om duidelijkheid te verschaffen aan werkgevers, werknemers en organisaties over de vraag of er sprake is van een dienstbetrekking of niet en zo schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Een belangrijk element van het wetsvoorstel is de introductie van het rechtsvermoeden dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst aan de hand van een minimaal uurtarief. Bij een uurtarief onder EUR 32,24 (peildatum 1 juli 2023), wordt vermoed dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en moet de opdrachtgever aantonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Dit is weer een stap in de richting van verdere regulering van de arbeidsmarkt en een logisch uitvloeisel van de bekende Deliveroo- en Uberuitspraken. Vanuit de beschermingsgedachte wordt de contractsvrijheid van werkenden die juist graag zelfstandig werken, zelfs tegen een laag uurtarief, beknot. Wordt dit bereikt met het instellen van het uurtartief van EUR 32,24? Wij denken van niet, want als naar de CBS gegevens wordt gekeken verdienen de meeste ZZP-ers in de leeftijdsgroepen van 35 tot 65 jaren, aanzienlijk meer dan het ‘rechtsvermoedentarief’ en verdient de laagste leeftijdsgroep (25-35 jaren) gemiddeld EUR 34 per uur. Daarom zou het wat ons betreft verstandiger zijn het rechtsvermoeden te baseren op het gezagscriterium gekoppeld aan de inbedding in de organisatie. Het wetsontwerp bevindt zich sinds 6 oktober jl. nog in de consultatiefase maar we houden u op de hoogte.
Dit artikel is geschreven door Anita Verbeek